Ook in spoedgevallen
jouw New Legal partner.
Spoednummer: 06-51 94 11 54
TLG – Kantoor AMSTERDAM

TLG – Kantoor AMSTERDAM

De Lairessestraat 107
1071 NX Amsterdam

TLG – Kantoor Den Haag

TLG – Kantoor Den Haag

Badhuisweg 84
2587 CL Den Haag

TLG – Kantoor Rotterdam

TLG – Kantoor Rotterdam

Veerkade 1
3016 DE Rotterdam

Auteur: Sarah de Graaf Gelezen: 17

Dag van de Arbeid 2025

Dwingend recht als fundament – maar hoe stevig staat het nog?

Gister was het de Dag van de Arbeid. Een dag die oproept tot reflectie. Oorspronkelijk bedoeld als een dag van strijd voor betere bescherming van de werknemer, maar hoe stevig staat die bescherming eigenlijk nog vandaag de dag?

Juridisch gezien is het antwoord helder: behoorlijk stevig. Het Nederlandse arbeidsrecht is namelijk (nog altijd) doordrenkt van dwingend recht. In Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: “BW”) mag het overgrote deel van de wetgeving door werkgever en werknemer niet (zomaar) opzij worden gezet, waarbij het overgrote deel van deze regels in het voordeel van de werknemer gelden. Van deze dwingendrechtelijke bepalingen mag zelfs niet worden afgeweken als werkgever en werknemer dit allebei willen en dit expliciet met elkaar afspreken. In dat geval is de overeengekomen afspraak nietig (want in strijd met dwingend recht).

Het BW kent met betrekking tot de werking van arbeidsrechtelijke regels een duidelijke hiërarchie:

  • Dwingend recht, waarvan je helemaal niet mag afwijken;
  • Driekwart dwingend recht, waarvan je alleen mag afwijken via een cao;
  • Regelend recht, waarbij partijen volledig vrij zijn in hun afspraken.

Die derde categorie, regelend recht, omvat slechts een beperkt deel van de arbeidsrechtelijke regels. Het gevolg: een groot deel van het arbeidsrecht is niet onderhandelbaar. Denk aan regels over minimumloon, loondoorbetaling bij ziekte, het opzegverbod bij zwangerschap, en het recht op een transitievergoeding.

Toch is het geen nieuws dat de praktijk laat zien dat werkenden bewust afzien van de arbeidsrechtelijke bescherming die zij genieten als werknemers en bijvoorbeeld voorkeur geven aan de overeenkomst van opdracht als zzp’er of via platforms omdat dit leidt tot minder regels en minder verplichtingen, maar dus ook tot minder bescherming.

De overheid is niet blij met deze mindere mate van bescherming, althans niet in het geval iemand feitelijk als werknemer werkt maar dit doet op basis van bijvoorbeeld een overeenkomst van opdracht (de zgn. ‘schijnzelfstandigheid’ waar wij eerder een blog over schreven). In dat geval verliest de werkende namelijk bescherming die hij wel zou genieten onder het arbeidsrecht. De overheid wil deze misbruikconstructie nu (opnieuw) terugbrengen met de Wet Deregulering Arbeidsrelaties (Wet DBA) en de opheffing van het handhavingsmoratorium vanaf 1 januari 2025. Vanaf 1 januari 2025 is de Belastingdienst namelijk weer actief gaan controleren op schijnzelfstandigheid.

Zouden we de opheffing van dat handhavingsmoratorium dan in het licht kunnen zien van een aanscherping van de bescherming van de werknemer? Indien we de zienswijze van Staatssecretaris Idsinga en Minister Van Hijum op het besluit van de opheffing van het handhavingsmoratorium mogen geloven, dan is dat inderdaad (mede) de drijfveer achter de opheffing.

Organisaties en zzp’ers doen er daarom goed aan hun arbeidsrelaties nauw(er) onder de loep te nemen. Hoe? Dat lees je in de blog “Handhaving Wet DBA hervat per 1 januari 2025: wat betekent dit?” die wij eerder over dit onderwerp schreven.

Vragen? Neem gerust contact met ons op!