Gebruik maken van IE is een keuze en geen verplichting. De keuze voor IE hangt vaak samen met de wijze waarop je tegen innovatie aankijkt en welke mogelijkheden je hebt om je producten te beschermen en in de markt te zetten (businessmodel). De keuze voor het gebruik van intellectueel eigendomsrecht speelt in een rol in verschillende fase van het proces van het ontwikkelen van een product. Ik zal daar in de komende tijd in een aantal blogs over IE-strategie op in gaan.
Wanneer er gekozen is om het product te beschermen door middel van IE-rechten moet worden bepaald welk IE-recht of welke IE-rechten het beste in staat zijn het product te beschermen. Bij het ontwikkelen van een beschermingsstrategie speelt niet alleen de keuze voor een bepaald IE-recht, of voor een combinatie van IE-rechten een rol maar ook de vraag in welke landen je bescherming wil en tegen welke prijs. Deze keuzes hebben betrekking op het geografische gebied en de kosten van bescherming. Dat zijn bij octrooi-, merken- en modelrecht (en bij alle andere industriële eigendomsrechten) onderdelen van een zogenoemde depotstrategie. Tot slot kunnen anderen (derden) op allerlei manieren betrokken zijn bij jouw IE-strategie.
Deze blog gaat over risico’s en valkuilen (lees: uitdagingen) voor een groei-onderneming. Commercieel gezien is het fijn om de eerste te zijn, de enige te zijn, de grootste te zijn en dat te blijven. In het IE-recht kan dat nu juist problemen geven.
Auteursrecht
In het auteursrecht is er de zgn. trendsetter/mode-valkuil. Dat betekent het volgende. Beschermde vormgevingselementen van een trendsetter kunnen verworden tot een stijl. Denk aan het swatch-horloge, de kubus van Rubik en de Tripp Trapp kinderstoel. Navolgers maken dan niet zozeer een bepaald (jouw) werk na, maar ze volgen een trend of een mode die jij met je baanbrekende ontwerp bent begonnen. Als zoiets gebeurt, kun jij je niet meer beroepen op je auteursrecht, want het volgen van een trend of een mode is immers vrij. Vanuit een juridisch oogpunt kun je dus beter geen trendsetter worden.
Merkenrecht
In het merkenrecht is er de valkuil van verwording tot soortaanduiding. Ook hier: als je heel erg onderscheidend (uniek) bent met een nieuw product of een nieuwe dienst, waar op het moment van introductie dus nog geen soortnaam voor bestaat, dat loop je het risico dat ‘het publiek’ (consumenten, afnemers) niet beter weet dan om elk soortgelijk product of dienst met jouw (merk)benaming te gaan aanduiden. Denk aan merken als Solex, Walkman, Aspirine, Luxaflex en Spa-rood. Als merkhouder kun je dit risico verkleinen door meteen bij introductie zelf een soortnaam te verzinnen, en die toe te voegen. Dus: Solex-bromfiets, Walkman-draagbare cassettespeler, Aspirine-pijnstiller, Luxaflex-zonwering, Spa-bronwater etc. Verword dus niet tot soortaanduiding!
Octrooirecht
In het octrooirecht is er in zekere mate de valkuil van de dwanglicenties. Een verstrekkend productmonopolie leidt onvermijdelijk tot een hele range van dwanglicenties. Zo is er de valkuil van ‘onvoldoende toepassing’. Als jij jouw geoctrooieerde uitvinding onvoldoende toepast (exploiteert), terwijl daar wel een (markt) behoefte voor bestaat, dan mogen anderen jouw uitvinding ook gaan toepassen. Ten tweede is er de valkuil van ‘afhankelijkheid’. Wanneer het gebruik van een geoctrooieerde uitvinding noodzakelijk is om een latere uitvinding toe te passen moet jij voor dat gebruik aan de latere octrooihouder een licentie verlenen. Hoe sterker en meeromvattend een octrooi is des te meer zal een octrooihouder geconfronteerd worden met deze ‘valkuilen’. Dat heet dan in vaktaal: dat de houder een standaard-essentieel octrooi (SEP), aan derden licenties moet verlenen onder FRAND-condities (Fair, Reasonable and Non-Discriminatory), dat wil zeggen onder voorwaarden die eerlijk, redelijk en niet-discriminerend zijn. In de praktijk vallen de valkuilen overigens wel mee, omdat er tegenover een dwanglicentie wel altijd een vergoeding staat.
Onrechtmatige daadsrecht
In het onrechtmatige daads-recht van de slaafse nabootsing is er de standaardisatie-valkuil. Dat betekent dat je zo succesvol bent geworden dat jouw product of prestatie in de markt als standaard gaat gelden. En een standaard is vrij. Andere producenten mogen jouw product (exact) namaken als de markt daar via een standaardisatiebehoefte om vraagt. Denk aan steigermateriaal dat op elkaar moet passen; aannemers en bouwers willen geen 6 soorten steigers en koppelingen. Denk ook aan Lego. Kinderen willen blokjes die op Lego passen. Als je marktleider bent geworden in steigermateriaal of constructiespeelgoed dan mogen anderen producten (exact na)maken die aansluiten bij of passen op jouw product. Dat is dan niet onrechtmatig als ‘slaafse nabootsing’. Wordt dus geen standaard!
Mededingingsrecht
En ten slotte is er dan nog het mededingingsrecht. Als je een (te) groot marktaandeel hebt is er de misbruik-valkuil. Je mag gerust een groot marktaandeel hebben, ‘de grootste zijn’ en je mag zelfs een ‘machtspositie’ hebben. Maar je mag geen misbruik maken van zo’n machtspositie. Dat kan bijvoorbeeld gebeuren met een farmaceutische industrie door de manier waarop zij met het op de markt brengen van medicijnen omgaat, maar ook met een onderneming als Microsoft door de manier waarop zij haar besturingssystemen in de markt zet en met browserkeuze omgaat. Pas dus op voor machtsmisbruik!
De IE-sectie van TLG helpt je graag (verder) bij je IE-strategie.
Bron: R.W. Holzhauer en S.L. Gellaerts, Van idee naar IE, 5e druk, Kluwer 2019.