IE-rechten kennen verschillende rationales. Af en aan is het goed om te toetsen of die rationales nu wel of niet worden gediend of bereikt. Economisch en econometrisch onderzoek kan daarbij helpen. Maar makkelijk is dat niet. Onlangs verscheen een onderzoek van het EUIPO getiteld “Intellectual property rights and firm performance in the European Union. Firm-level analysis report, January 2025” In dit blogbericht kijk ik daar naar en breng ik een paar nuanceringen aan. Want niets is helemaal waar.
Meer dan 20 jaar geleden schreef ik met met toen Rotterdamse collage Ruth Towse de inleiding bij een omvangrijke verzameling wetenschappelijke artikelen met economische en econometrische artikelen over IE. Daarbij toetsen wij en de andere bijdragen of en in hoeverre de opgegeven rationales van IE-rechten empirisch aangetoond kunnen worden. Dat bleek overwegend niet het geval.
Het auteursrecht en aanverwante rechten beoogd creatieve prestaties te bevorderen. Het octrooirecht en de andere technische beschermingsrechten beogen innovaties te bevorderen. De op communicatie gerichte rechten (merkenrecht e.a.) beogen markttransparantie te bevorderen.
IE-rechten staan en bestaan dus niet op en voor zichzelf, maar hebben een economische/markt-functie. Of niet dus. Want het blijkt heel lastig om iets van die economische rationales empirisch aan te tonen.
Dat blijkt ook nu weer in het onderzoeksrapport van het EUIPO. EPO en WIPO brengen ook met regelmaat dergelijke onderzoeken uit.
Wat is het kernprobleem?
Kernprobleem is dat er geen causaliteit kan worden en wordt aangetoond tussen de aanwezigheid van IE-rechten in een onderneming en de economische prestatie van zo’n onderneming. Associatie is geen causaliteit. Er is veel tongue in cheek research waarbij perfecte correlatie bestaan zonder enige causaliteit. Beroemde gevallen zijn woordenschat (soms leessnelheid) van kleuters en schoenmaat. Perfecte correlatie. De intermedierende factor (leeftijd) ligt voor de hand.
Het rapport van het EUIPO laat zeker volop associaties zien tussen die aanwezigheid en de bedrijfsresultaten. Maar so what? In de collegezaal stelde ik vaak de retorische vraag of studenten dachten dat er geen leerboeken zouden zijn zonder auteursrecht? Of geen geneesmiddelen of mobiele telefoons zonder octrooirecht?
In alle economische analyses blijven de rationales van auteursrecht en verwante rechten en van de technische rechten onbewezen. Communicatierechten hebben zonder meer een functie, maar ook daar wordt veel overdreven buiten die strikte functies. Als er geen reëel gevaar is voor verwarring tussen Claeryn jenever en Klarein schoonmaakmiddel mag dat natuurlijk gewoon naast elkaar.
Aan het slot van het EUIPO rapport lezen we (op blz. 42):
“For all these reasons, the results of the econometric models should not be interpreted as proving the existence of an unambiguous causal link between IPR ownership status and firm performance. Besides the possibility of being confounded by the omission of other important variables, the positive relationship between IPR ownership and firm performance could have a reverse explanation: higher revenue per employee may trigger firms to register IPRs to protect their future returns with enforceable rights.”
Hm, zei Tom Poes. En Feer Verkade zei in 1997 al:
“Vanuit de intellectueel-eigendomsrechtelijke lobbies worden van tijd tot tijd pogingen gedaan om de betekenis van deze rechten voor de economie aan de hand van zogenaamd empirisch onderzoek aan te tonen. Voorbeelden hiervan leveren onderzoeken over ‘van auteursrecht afhankelijke activiteiten’, die willen aantonen dat hiermee, alleen al in Nederland, miljarden zijn gemoeid, met een stijgend aandeel in het Bruto Nationaal Product.
Voor dit soort onderzoek geef ik, als daarmee het belang van intellectuele eigendomsrechten moet worden aangetoond, geen dubbeltje. Zij laten immers volstrekt buiten beschouwing hoe deze economische sector zich zónder wettelijke rechten zou hebben ontwikkeld. (Feer Verkade, 1997)”
Er past dus volop relativering bij dit soort onderzoeksmeldingen. Dat het door bureaus als EUIPO, EPO of WIPO naar buiten wordt gebracht heeft ook een hoog “dubbele petten” karakter. Die bureaus bestaan van de kosten voor de gebruikers. En ze moeten aan een overheid afdragen wat ze na een boekjaar overhouden. Zou u dan wat overhouden? Of toch maar liever marmeren trappen?
Het gaat net iets te ver om mijn economische analyse te koppelen aan het recent verschenen boek van Adriaan ter Braack, Eigen onderzoek eerst. Al zijn er zeker aanknopingspunten waar het de eenzijdigheid van zgn. wetenschappelijk onderzoek betreft. Ik heb daar in het verleden vanuit de rechtseconomie al een aantal kanttekeningen bij gemaakt. Zie de link onder Bronnen.
Bronnen
- Intellectual property rights and firm performance in the European Union. Firm-level analysis report, EUIPO January 2025
-
Nadenken over IE – False Friends (1) – over onderzoek. Website Joost Smiers dissenting